Paragraaf 2: Cultuur en identiteit.
Socialisatie: Het leren over de normen, waarden en cultuurkenmerken van een bepaalde cultuur. Het doel hiervan is dat de individu zich goed kan mengen met de samenleving in kwestie. Een voorbeeld hiervoor is bijvoorbeeld de inburgeringscursus in Nederland. Waar allochtonen de Nederlandse taal, normen, waarden en cultuurkenmerken van Nederland leren.
Socialiserende instituties: instellingen, organisaties en overige collectieve gedragspatronen waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt, zoals gezin,school, werk, maatschappelijke groeperingen, overheid en media
Hoe vindt socialisatie plaats?
- door imitatie: kleine kinderen leren dingen op een bepaalde manier te doen door middel van het nadoen van hun ouders of van hun broers of zussen. bijvoorbeeld leren praten of zindelijk worden.
- door informatie: dingen die je meekrijgt door bijvoorbeeld school of vrienden. Op school leer je bijvoorbeeld rekenen en van je vrienden leer je te socialiseren.
- door sociale controle: Mensen (dwangmatig) stimuleren om zich aan de normen van een cultuur te houden. Het is de motor achter het socialisatieproces en zorgt ervoor dat mensen zich niet misdragen. Je verwacht bijvoorbeeld van iedereen dat hij/zij rechts rijdt enz. Sociale controle vindt vaak plaats in de vorm van sancties. Sancties zijn maatregelen die worden genomen zodat mensen zich aan de geldende (in)formele normen. Dit kan negatief of positief zijn, zoals een compliment is positief en een straf is negatief.
Zo komen wij op vier vormen van sancties:
- (in)formele positieve sancties.
- (in)formele negatieve sancties.
Internalisatie: Cultuur zo overnemen dat ze zich gaan gedragen zoals van hun verwacht wordt. Bijvoorbeeld kinderen leren van hun ouders niet in hun broek te plassen omdat ze het hun ouders ook zien ophouden tot ze naar het toilet gaan.
Sociale indentiteit: Als je bij een bepaalde groep hoort en je je ook identificeert met die groep. Bijvoorbeeld als je 'Wij als winkeliers' zegt of 'Wij jongeren zijn beter dan de ouderen'.
Persoonlijke identiteit: Bestaat uit je persoonlijke eigenschappen, je gedrag, je naam, je cultuur etc.
Individualistisch: Als je in een maatschappij de vrijheid krijgt om jezelf te ontwikkelen en jezelf te ontplooien. Je mag bijvoorbeeld zelf bepalen wat je word, welke opleiding je wilt doen etc.
Collectivistisch: Een cultuur waarbij de waarde vooral word gelegd bij gastvrijheid voor anderen en dat je goed voor je (schoon)ouders zorgt.
Loyaliteit: Hoe trouw je bent aan een bepaalde cultuur of groep. Je kunt bijvoorbeeld loyaal zijn aan je geloof, aan je sportclub of aan het bedrijf waar je werkt.

Maak jouw eigen website met JouwWeb